Bij sommige vormen van zorg zien we het herstel naar het normale niveau sterker dan bij andere. De kosten van mondzorg daalden in 2020 bijvoorbeeld fors door een gedeeltelijke sluiting van tandartsen. In 2021 zijn de verwachte uitgaven voor mondzorg weer in lijn met de groei van vóór de corona-uitbraak. Bij de medisch-specialistische zorg is dit beeld nog niet te zien. De schattingen hiervan zijn nog onzeker. De totale uitgaven aan het basispakket stijgen in 2021 naar verwachting met € 293 miljoen (0,6%) naar € 48,4 miljard vergeleken met 2020.

 

Gemiddelde kosten ziekenhuisopname door corona dalen

Het Zorginstituut schat het totaal aan extra coronakosten in 2020 op € 1,3 miljard. Het valt op dat de gemiddelde kosten per ziekenhuisopname dalen van ruim € 12 duizend in maart naar bijna € 7 duizend in november. De daling komt vooral door een afname in de gemiddelde kosten voor intensive care (ic) per patiënt. Na de eerste golf zijn patiënten minder vaak op de ic opgenomen en duurt de ic-opname minder lang. Mensen die na een ernstige coronabesmetting nog ernstige klachten of beperkingen ervaren, kunnen in aanmerking komen voor vergoeding van paramedische herstelzorg. Dit is zorg om mensen te helpen herstellen van corona. In heel 2020 bedroegen de kosten voor paramedische herstelzorg ongeveer € 8,5 miljoen vanuit het basispakket. In het eerste kwartaal van 2021 bedroegen de kosten al ongeveer € 15 miljoen.1

 

Forse eenmalige daling kosten GGZ

Naar verwachting dalen de kosten voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in de Zvw in 2021 met ruim € 1,3 miljard (29,8%) vergeleken met 2020. Deze daling komt grotendeels door de invoering van een nieuw GGZ-bekostigingssysteem, het Zorgprestatiemodel, per 1 januari 2022. Door administratieve voorbereidingen op het nieuwe systeem zullen GGZ kosten voor 2021 eenmalig lager zijn en verschuiven naar 2022.

 

Opnieuw kostenstijging langdurige zorg

De voorlopige cijfers wijzen op een kostenstijging in de langdurige zorg van € 881 miljoen (17,2%) naar € 6 miljard vergeleken met 2020. Dat lijkt een hele grote stijging, maar dat beeld is vertekend. Door uitgevallen zorg door corona waren de kosten ongewoon laag in het eerste kwartaal van 2020. De eerste 3 maanden van 2021 is er aanzienlijk minder sprake van een corona-effect.* Vergeleken met het eerste kwartaal van 2019, is er een gemiddelde groei van 5,7% per jaar. Dat komt onder meer door toegenomen zorg en prijsstijgingen in de Wlz. Daarnaast is er een wettelijke wijziging waardoor GGZ-cliënten uit de Zvw en de Wet maatschappelijke ondersteuning voortaan aanspraak maken op vergoeding uit de Wlz. De cijfers voor de langdurige zorg zijn nog zeer onzeker en nog niet kenmerkend voor het hele jaar.

Grote daling in basisverzekering door GGZ-maatregelen

Dit is de eerste ZorgCijfers Monitor over de kosten van het basispakket (Zorgverzekeringswet) en de langdurige zorg (Wet langdurige zorg) in 2021. Elke drie maanden publiceert het Zorginstituut over de verwachte kostenontwikkelingen (zie ook de Verantwoording en toelichting op onze werkwijze). Op basis van cijfers over het eerste kwartaal is de verwachting dat de kosten van het basispakket in 2021 met 0,6 procent stijgen ten opzichte van 2020. Deze stijging is relatief gering door ontwikkelingen in de sector geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Zonder deze ontwikkelingen zou de groei 3,4 procent zijn geweest. Deze raming bevat echter nog veel onzekerheden, onder meer doordat in meerdere sectoren nog onduidelijk is hoe en wanneer de inhaalzorg zal plaatsvinden en welk verloop COVID-19 zal hebben in het vervolg van 2021. De verzekeraars hebben in hun ramingen geen rekening gehouden met een nieuwe opleving van het coronavirus. In de basisverzekering zien we drie opvallende zaken naar voren komen: 1. De kosten van de GGZ dalen in 2021 sterk, doordat in de raming rekening is gehouden met de aanstaande wijziging in de bekostiging naar het Zorgprestatiemodel. Door deze wijziging worden de kosten van in 2022 te leveren zorg, die normaal gesproken onderdeel zou zijn van in 2021 geopende diagnose-behandelcombinaties (dbc’s), eenmalig niet toegerekend aan 2021. Deze technische aanpassing heef geen gevolgen voor de hoeveelheid GGZ-zorg die feitelijk kan worden geleverd of op de omzeten van zorgaanbieders. Daarnaast vindt er door de directe toegang tot de langdurige zorg van mensen met een psychische stoornis per 1 januari 2021 een kostenverschuiving plaats van de basisverzekering naar de langdurige zorg. 2. De kosten in de Zorgverzekeringswet lijken in de loop van 2021 weer op een normaal niveau te komen. Ten opzichte van 2020 dalen de verwachte extra coronakosten, en de kosten van uitgevallen zorg gaan weer richting normaal niveau. Bij sommige zorgvormen, zoals mondzorg, komt dit duidelijker naar voren dan bij andere zorgvormen. Bij de medisch-specialistische zorg zien we dit beeld nog niet; hier zijn de ramingen nog erg onzeker. 3. Door de corona-uitbraak zien we in 2021 een kostenstijging bij de paramedische herstelzorg, die in 2020 is toegevoegd aan het basispakket. Dit is zorg om mensen te helpen herstellen van COVID-19. In de langdurige zorg is er sprake van een kostenstijging, maar deze is nog hoogst onzeker. Ook zien we een stijging bij de geestelijke gezondheidszorg, doordat vanaf 1 januari 2021 cliënten met een blijvende behoefe aan permanent toezicht en 24-uurs zorg in de nabijheid vanwege een psychische stoornis een indicatie kunnen krijgen voor Wlz-zorg.

Raming voor de basisverzekering nog onzeker vanwege ontwikkeling van de coronapandemie en inhaalzorg

Hoewel de zorgkosten langzaam weer richting normaal lijken te gaan, heef de uitbraak van het coronavirus ook in 2021 nog gevolgen voor de zorg, mede doordat in een aantal sectoren nog onduidelijk is hoe en wanneer inhaalzorg zal plaatsvinden. Hierdoor kunnen de verzekeraars bijvoorbeeld de kosten voor medisch-specialistische zorg (MSZ) voor 2021 nog niet goed ramen. De derde coronagolf was in het eerste kwartaal van 2021 immers nog niet voorbij. Gezien de werkdruk van het afgelopen jaar in de ziekenhuizen en de onduidelijkheid over het verloop van corona in het vervolg van 2021, is het nog onduidelijk hoeveel ruimte de ziekenhuizen hebben voor inhaalzorg. Verzekeraars hebben recent aan de ziekenhuizen gevraagd plannen hiervoor op te stellen. Deze zijn echter nog niet gereed. De raming MSZ is hierdoor nog extra onzeker. Bij andere zorgvormen bestaat wel een wat helderder beeld. Bijvoorbeeld bij de mondzorgverleners, die tijdens de eerste lockdown in 2020 noodgedwongen de deuren moesten sluiten, zien we dat de inhaalzorg sneller op gang is gekomen en dat de zorg in 2021 weer op peil is.

Tabel 1: Zorguitgaven Zvw (verwachtingen van het eerste kwartaal 2021), extra coronkosten; in miljoenen euro's.2

  2020 2021 Absoluut verschil Relatief
verschil
Huisartsenzorg (incl. multidisciplinaire zorg) 3.952 4.095 143 3,6%
Farmaceutische zorg 4.975 4.982 7 0,1%

Verpleging en verzorging

3.489 3.568 79 2,3%
Mondzorg 766 839 73 9,5%
Verloskundige zorg 338 354 16 4,7%
Medisch-specialistische zorg 24.987 25.856 869 3,5%
Paramedische zorg 827 897 70 8,5%
Hulpmiddelen 1.674 1.717 43 2,6%
Ziekenvervoer 818 878 70 7,4%

GGZ

4.223 2.966 -1.257 -28,8%

GRZ, ELV & GZSP*

1.082 1.197 115 10,6%

Kraamzorg

322 333 11 3,3%

Grensoverschrijdende zorg

339 380 41 12,1%

Kwaliteitsgelden

30 31 1 3,5%
Diverse overige kosten 309 330 21 6,9%

Totaal

48.131

48.424

293

0,6%

% van BBP

     

*Geriatrische revalidatiezorg, Eerstelijnsverblijf & Geneeskundige zorg voor specifieke patiëntengroepen.

Forse daling bij geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in de Zvw

Naar verwachting zullen de kosten voor de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in de Zvw in 2021 dalen met 1.257 miljoen euro (29,8 procent) ten opzichte van 2020. Deze daling is te verklaren door twee veranderingen binnen de GGZ.

 

Wijziging bekostigingssysteem vanaf 1 januari 2022

Het GGZ-bekostigingssysteem wijzigt met ingang van 1 januari 2022 naar het Zorgprestatiemodel. Op dit moment wordt de GGZ-zorg betaald met prestaties in de basis-GGZ en diagnose-behandelcombinaties (dbc’s) in de gespecialiseerde GGZ. Een prestatie of dbc is een zorgtraject van maximaal één jaar, waarvan de geleverde zorg in één traject één declaratie vormt. Wanneer het zorgtraject is afgerond, of als er na de start van de zorg een jaar voorbij is, wordt dit traject in één keer gedeclareerd bij de verzekeraar en worden de kosten toegerekend aan het jaar waarin de dbc is geopend. Vanaf 1 januari 2022 komt er een ander bekostigingssysteem: het Zorgprestatiemodel. Bij dit bekostigingssysteem is geen sprake van zorgtrajecten, maar van losse prestaties die al na een kortere tijd (bijvoorbeeld een maand) gedeclareerd kunnen worden bij de verzekeraar. Om per 1 januari 2022 over te stappen op het Zorgprestatiemodel als bekostigingssysteem, moeten alle prestaties en dbc’s per 31 december 2021 afgesloten worden. Normaal gesproken zouden de dbc’s doorlopen in 2022, en zouden de hieraan gerelateerde kosten worden toegerekend aan het startjaar 2021. Maar vanwege het afsluiten van de dbc’s eind 2021 zullen de kosten van 2022 níét worden toegerekend aan 2021. Daardoor zullen de kosten voor 2021 eenmalig lager zijn. Volgens de raming op de begroting 2021 van het ministerie van VWS vallen door deze verandering van bekostigingssysteem de kosten voor 2021 1.250 miljoen euro lager uit.

 

Overheveling deel van GGZ-cliënten naar de Wlz per 1 januari 2021

Een andere wijziging die voor de lagere geraamde kosten voor GGZ in 2021 zorgt, is de overheveling van een deel van de GGZ-cliënten naar de Wlz. Cliënten die hun leven lang intensieve GGZ nodig hebben kunnen vanaf 1 januari 2021 (onder bepaalde voorwaarden) direct toegang krijgen tot de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze wijziging zorgt voor een gedeeltelijke verschuiving van GGZ-kosten van de basisverzekering naar de langdurige zorg. Volgens de begroting 2021 van het ministerie van VWS zal deze overheveling leiden tot 78 miljoen euro minder uitgaven aan basisverzekering GGZ-zorg per jaar. Meer informatie hierover is te vinden in de paragraaf over de langdurige zorg, onder het kopje ‘Wijzigingen GGZ per 1 januari 2021’.

Uitgaven voor mondzorg naar verwachting weer in lijn met groei vóór de corona-uitbraak

De verwachte uitgaven voor mondzorg in 2021 stijgen met 5,6 procent ten opzichte van 2019 naar 839 miljoen euro. Dat is in lijn met de groei die in 2019 te zien was. In 2020 daalden uitgaven in het eerste en tweede kwartaal fors, doordat de tandartsen toen gedeeltelijk gesloten waren vanwege coronamaatregelen. In het derde en vierde kwartaal van 2020 waren door inhaalzorg de uitgaven juist hoger dan in dezelfde kwartalen van het voorgaande jaar. Onze conclusie is dat de mondzorgverlening momenteel weer op het gebruikelijke niveau is. Figuur 1 laat dit ook zien: de totale kosten vertonen in 2020 een daling en zeten daarna de trend omhoog weer in.

In de onderstaande fguur 2 zijn de kosten per kwartaal in 2020 afgezet tegen de kosten in hetzelfde kwartaal in 2019. Dat jaar is gekozen als basisjaar, omdat dit het meest recente jaar is zonder coronakosten. We zien een daling van ongeveer 12 procent in het eerste kwartaal, een daling van minimaal 25 procent in het tweede kwartaal en dan een stijging van de totale declaraties in het derde kwartaal, waarna de totale kosten in het vierde kwartaal weer op het normale niveau uitkomen. De stijging in het derde kwartaal komt voornamelijk door de declaraties van extra coronakosten.

De grootste daling van heel 2020 in mondzorg voor volwassenen zat in de behandelingen van bijzondere zorggroepen en van moeilijk behandelbare patiëntgroepen. Niet alleen daalden deze meer (18 procent) dan de overige mondzorg voor volwassenen (9 procent), maar bleef de lichte stijging uit die in het derde kwartaal voor de meeste behandelingen is te zien. Deze behandelingen zijn onder andere voor mensen met een verstandelijke beperking of mensen met een ernstige lichamelijke aandoening (zoals ziekte van Parkinson). Dit komt doordat er tijdens de corona-uitbraak minder mondzorg aan deze patiëntgroepen is geleverd.

Paramedische zorg stijgt door herstelzorg na COVID-19

De kosten voor paramedische zorg zullen in 2021 naar verwachting met 70 miljoen euro (8,5 procent) stijgen. Dit komt grotendeels door de paramedische herstelzorg. Paramedische herstelzorg is per juli 2020 voorwaardelijk toegelaten tot de Zvw om mensen te helpen herstellen van COVID-19. De meeste behandelingen die in 2020 begonnen, liepen door in 2021. In 2020 bedroegen de kosten voor paramedische herstelzorg ongeveer 8,5 miljoen vanuit het basispakket. In het eerste kwartaal van 2021 bedragen de kosten al ongeveer 15 miljoen. In een advies uit juni 2021 van het Zorginstituut Nederland over paramedische herstelzorg worden de totale kosten geraamd in scenario’s. Daarbij is 45 miljoen de meest waarschijnlijke raming en 76 miljoen de hoogste. Tot nu toe bedragen de gemiddelde kosten per persoon 525 euro. Dit zal naar schating stijgen tot 550 euro.
Naast de kosten voor paramedische herstelzorg lijkt bij de paramedische zorg ook de inhaalzorg in 2021 plaats te vinden.

Stijging GZSP door overheveling subsidieregeling Extramurale behandeling

De stijging van de kosten bij de Geriatrische Revalidatiezorg (GRZ), Eerstelijnsverblijf (ELV) & Geneeskundige zorg voor specifeke patiëntgroepen (GZSP) van 115 miljoen euro (10,6 procent) wordt voor het grootste gedeelte veroorzaakt door de verdere overheveling van de subsidieregeling Extramurale behandeling vanuit de Wlz naar de GZSP. De GZSP is hiermee gestegen van 8 miljoen euro naar 58 miljoen euro.

Stijging farmaceutische zorg lager dan verwacht

In de farmaceutische zorg ramen de verzekeraars slechts een uitgavenstijging van 0,1 procent ten opzichte van 2020. Omdat de uitgaven aan farmaceutische zorg in de jaren 2018, 2019 en 2020 gemiddeld stegen met 3,2 procent, lijkt dit aan de lage kant. Een aannemelijke verklaring hiervoor is de daling van het geneesmiddelengebruik door de corona-pandemie en de lockdowns. Omdat minder mensen naar de huisarts of het ziekenhuis gingen voor diagnose en behandeling, zijn er minder (nieuwe) gebruikers van geneesmiddelen. Daarnaast bleven mensen uiteraard vaker thuis en hielden ze afstand, waardoor ze minder infecties opliepen. Het gebruik van medicatie voor kortdurend gebruik, zoals antibiotica en pijnmedicatie, is hierdoor ook gedaald. In tegenstelling tot het eerste kwartaal van 2020, was er in het eerste kwartaal van 2021 sprake van een lockdown. Nu deze is opgeheven, zal het geneesmiddelengebruik waarschijnlijk weer stijgen.

Kosten grensoverschrijdende zorg weer hoger na versoepelingen

De uitgaven aan grensoverschrijdende zorg stijgen in 2021 volgens de verwachting van verzekeraars ten opzichte van 2020 met 12,1 procent naar 380,3 miljoen euro. Door de versoepelde coronamaatregelen zal er in 2021 naar verwachting meer gereisd worden dan in 2020. Het aantal reisbewegingen zal zich waarschijnlijk nog niet herstellen tot het niveau van vóór de virusuitbraak. Daarom ramen de verzekeraars de uitgaven aan grensoverschrijdende zorg in 2021 11,7 procent lager dan in 2019.

Ziekenvervoer weer op normaal niveau

De verwachte kosten voor ziekenvervoer stijgen in 2021 70 miljoen euro (7,4 procent) ten opzichte van 2020. De ambulancezorg stijgt met 58 miljoen euro (8 procent). Dat is voor deze sector een redelijk gebruikelijk groeipercentage. Voor 2021 heef het RIVM berekend dat er 20 extra ambulances nodig zijn voor de Nederlandse ambulancezorg, ten opzichte van de 642 ambulances die er in 2020 al waren. Dit om de kwaliteit van de zorg te waarborgen en de aanrijtijden te verbeteren. De kosten voor het overig ziekenvervoer daalden met 15 procent in 2020. In 2021 zijn de kosten naar verwachting weer nagenoeg gelijk aan die in 2019. De daling in 2020 heef te maken met de coronacrisis. Daardoor werd veel zorg uitgesteld en zijn ook minder reiskosten naar een zorginstelling gedeclareerd.

Raming Zorginstituut coronakosten

Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben tijdens de coronacrisis extra kosten gemaakt voor coronagerelateerde zorg. Bij het optreden van een catastrofe, zoals de coronapandemie, krijgen zorgverzekeraars een compensatie voor de meerkosten die hierdoor zijn gemaakt. Voor de coronapandemie is een regeling opgesteld, waarin staat beschreven welke kosten worden vergoed. Alleen de kosten die in 2020 en 2021 zijn gemaakt worden vergoed binnen deze regeling. De regeling bestaat uit drie delen. Onder de eerste deel van de regeling vallen alle direct patiëntgebonden kosten, zoals de kosten van een opname op de verpleeg- of ic-afdeling van een coronapatiënt. In het tweede deel staan toeslagen voor de huisartsen- en mondzorg. Onder het derde deel vallen vergoedingen voor de indirecte meerkosten voor diverse zorgrubrieken. Bijvoorbeeld de kosten voor het dragen van mondkapjes door het personeel.

Het Zorginstituut heeft een raming gemaakt van de kosten in 2020 op basis van declaratiegegevens en cijfers die zijn aangeleverd door zorgaanbieders. De directe patiëntgebonden kosten bedragen 481 miljoen euro, waarvan 422 miljoen euro in de medisch-specialistische zorg (MSZ). Voor de toeslagen en indirecte meerkosten zijn de schatingen respectievelijk 47 en 769 miljoen euro. Voor de indirecte meerkosten geldt dat een deel van de vergoedingen eenmalig is. In totaal ramen wij een bedrag van 1.297 miljoen euro voor de kosten gemaakt tot en met december 2020.

Binnen de MSZ valt op dat de gemiddelde kosten per opname dalen over het jaar 2020. Dit wordt met name veroorzaakt door een afname in de gemiddelde ic-kosten per patiënt. Na de eerste golf zien we dat patiënten minder vaak op de ic worden opgenomen en dat de ic-opnameduur een stuk terugliep.

 

Langdurige zorg stijgt door GGZ-maatregelen en prijs- en volumestijging

In de langdurige zorg zien we een kostenstijging van 881 miljoen euro (17,2 procent) over het eerste kwartaal in vergelijking met het eerste kwartaal van 2020. Dat lijkt een hele grote stijging, maar dat beeld is vertekend. Door uitgevallen zorg in verband met Corona waren de kosten in het eerste kwartaal van 2020 ongewoon laag. De eerste drie maanden van 2021 is er aanzienlijk minder sprake van een corona-efect. Als we het eerste kwartaal van 2021 vergelijken met het eerste kwartaal van 2019, dan is er sprake van een gemiddelde groei van 5,7 procent per jaar. Die stijging wordt deels veroorzaakt doordat bepaalde GGZ-vormen per 1 januari 2021 vanuit de basisverzekering en de Wmo zijn overgeheveld naar de langdurige zorg (zie hierna). Gecorrigeerd voor deze systeemwijziging zou de kostenstijging 14,1 procent zijn geweest in vergelijking met 2020. Ongeveer 3,5 procent van de kostenstijging kan worden toegeschreven aan de loon- en prijsindexatie in de langdurige zorg. Een zuivere volumeontwikkeling (voor alle leveringsvormen en zorgsectoren samen) van rond de 10,5 procent zou dan resteren. Conclusies hieruit trekken voor heel 2021 is op dit moment lastig. Deze eerste cijfers zijn nog zeer onzeker en kunnen ook nog niet als representatief voor het volledige jaar worden bestempeld. Dit sluit aan op conclusies van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in haar ‘Meibrief benuting budgetair kader Wlz’ van 27 mei 2021. De NZa voorziet ook een sterke volumestijging, maar geef ook aan dat deze prognose met grote onzekerheid is omgeven.

Tabel 2: Zorguitgaven Wlz (declaraties t/m het eerste kwartaal 2020 en 2021), in miljoenen euro's exclusief extra coronakosten en kwaliteitsgelden.

Leveringsvormen langdurige zorg t/m maart 2020 t/m maart 2021 Absoluut verschil Relatief
verschil

Verblijf in een zorginstelling, waarvan:

4.200

4.894 695 16,5%
  • Verpleging & Verzorging

2.425

2.696 271 11,2%
  • Verstandelijk gehandicapten

1.410

1.628 219 15,5%
  • Lichamelijk gehandicapten

158

188 30 18,7%
  • Auditief en visueel gehandicapten

62

65 2 3,8%
  • Geestelijke gezondheidszorg

103

267

165

160,4%

  • Overige prestaties verblijf

42

50 8 18,1%

Modulair pakket thuis (mpt)

251

301

50 20,1%

Volledig pakket thuis (vpt)

180

237 57 31,6%

Persoonsgebonden budget (pgb)

423

491 68 16,0%

Overige zorg

63

74 11 18,1%

Totaal

5.116

5.998

881

17,2%

Bronnen: Declaratiecijfers van de zorgaanbieders verstrekt door de zorgkantoren via Vektis, cijfers PGB van de SVB, cijfers Overige zorg van het CAK.

Wijzigingen GGZ per 1 januari 2021 nog maar beperkt zichtbaar in eerste kwartaal

Voor mensen die hun leven lang intensieve geestelijke gezondheidszorg (GGZ) nodig hebben, wordt de zorg sinds 2015 bekostigd uit drie domeinen: de Zorgverzekeringwet (Zvw, de basisverzekering), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo, het gemeentelijk domein), de Jeugdwet (Jw, ook gemeentelijk domein) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Op 1 januari 2021 vond een belangrijke systeemwijziging plaats in de bekostiging van deze zorg.

 

Wijzigingen GGZ per 1 januari 2021

Situatie vóór 1 januari 2021

Tot 2021 kregen cliënten met een psychische stoornis alleen Wlz-zorg als zij in aanmerking kwamen voor voortgezet verblijf. Dit houdt in dat een cliënt eerst drie jaar geneeskundige GGZ met verblijf uit de Zvw heef ontvangen. Heef die persoon de zorg dan nog steeds nodig, dan heef hij of zij recht op voortzeting daarvan voor een onafgebroken periode van maximaal drie jaar, betaald uit de Wlz. De cliënt heef voor dit voortgezet verblijf wél een indicatiebesluit van het CIZ nodig, maar hoef niet te voldoen aan de toegangscriteria voor de Wlz (behoefe aan permanent toezicht en/of 24-uurs zorg nabij).

Situatie vanaf 1 januari 2021

Aanvullend op de al bestaande toegangscriteria, krijgen vanaf 1 januari 2021 cliënten met een blijvende behoefe aan permanent toezicht en 24-uurs zorg in de nabijheid vanwege een psychische stoornis een indicatie voor Wlz-zorg met onbeperkte geldigheidsduur. Vooralsnog betref het alleen volwassen cliënten. Het CIZ stelt vast of een cliënt blijvend op Wlz-zorg is aangewezen vanwege een psychische stoornis.

Met ingang van 2021 zijn er dus twee groepen cliënten te onderscheiden die vanwege een psychische stoornis zorg ten laste van de Wlz ontvangen. Deze twee groepen zijn:

• Cliënten die in aanmerking komen voor voortgezet verblijf.

• Cliënten met een blijvende toegang tot de Wlz.

 

Deze wijzigingen veroorzaken niet alleen een verschuiving tussen de GGZ-kosten voor de basisverzekering en de GGZ-kosten voor de langdurige zorg, maar ook tussen GGZ-kosten in de Wmo en die in de Wlz. Een deel van de bekostiging van het zogeheten ‘beschermd wonen’ is hierdoor overgegaan van de Wmo naar de Wlz. Op basis van de declaratiedata over het eerste kwartaal is in tabel 3 nog maar een relatief geringe stijging bij GGZ-verblijf van 165 miljoen euro zichtbaar. In het eerste kwartaal is echter nog sprake van overgangsperikelen en blijven de declaraties van de gemaakte kosten voor deze nieuwe groep cliënten wat achter. Gaandeweg het jaar zullen de kwartaalcijfers naar verwachting gaan oplopen. De NZa raamt in haar ‘Meibrief benuting budgetair kader Wlz’ de kosten op jaarbasis die in 2021 mogelijk met de instroom van deze cliëntengroep in de langdurige zorg gemoeid gaan – voorlopig – op 1.040 miljoen euro.

 

Handreiking ‘Wettelijke domeinen voor zorg en ondersteuning aan mensen met een psychische stoornis’

Vanwege genoemde GGZ-maatregelen heef Zorginstituut Nederland een geactualiseerde versie gepubliceerd van de handreiking Wettelijke domeinen voor zorg en ondersteuning aan mensen met een psychische stoornis. Deze handreiking is een hulpmiddel voor professionals die in hun werk te maken hebben met cliënten met psychische problematiek. De wijzigingen in de wet- en regelgeving zijn in deze nieuwe versie van de handreiking verwerkt. Het Zorginstituut heef daarbij ook een brochure in eenvoudige taal gemaakt voor cliënten, hun familieleden, naasten, begeleiders en mantelzorgers.

 

Over het kwartaalbericht en werkwijze

De ZorgCijfers Monitor is een uitgave van Zorginstituut Nederland. Het Zorginstituut is onder andere verantwoordelijk voor het beheer van het Zorgverzekeringsfonds en het Fonds langdurige zorg, waaruit de betalingen aan zorgverzekeraars, zorgkantoren en zorginstellingen worden gedaan. Het Zorginstituut ontvangt de kwartaalstaten en declaratiegegevens van verzekerde zorg via zorgverzekeraars en zorgkantoren. Deze financiële datastromen worden geanalyseerd met gebruikmaking van de brede zorginhoudelijke kennis van het gezondheidszorgstelstel binnen het Zorginstituut. Zo leveren we een bijdrage aan het beter zichtbaar maken van kostenontwikkelingen in de zorg. Daarnaast bieden deze analyses aanknopingspunten voor het ontwikkelen en evalueren van beleid.

In de ZorgCijfers Monitor baseert het Zorginstituut zich op cijfers van zorgverzekeraars (basispakket) en zorgkantoren (langdurige zorg). Zorgverzekeraars en zorgkantoren hanteren verschillende methodieken. Dit lichten we hieronder kort toe.

Basispakket: zorgverzekeraars rapporteren elk kwartaal aan het Zorginstituut de verwachte jaarlijkse zorguitgaven voor het basispakket. Zij rapporteren hierbij de te verwachten kosten (ramingen) en de gedeclareerde kosten. Binnen de basisverzekering kunnen verzekeraars drie jaar lang ramingen rapporteren voor een bepaald jaar. Omdat het tempo waarmee verschillende zorgaanbieders hun declaraties indienen varieert, volgt pas na een doorlooptijd van drie jaar de definitieve vaststelling van zorguitgaven voor één bepaald jaar.
Langdurige zorg: in tegenstelling tot de ramingen van de verzekeraars richt de methodiek van de zorgkantoren zich uitsluitend op het kwartaal waarop de cijfers betrekking hebben. De analyse van de cijfers voor langdurige zorg beperkt zich daarom in deze ZorgCijfers Monitor tot een vergelijking van de kosten en het zorggebruik tot en met het vierde kwartaal van 2021 met die in dezelfde periode van 2020.

Verantwoording

Alle gerapporteerde bedragen zijn voorlopige cijfers ten tijde van het eerste kwartaal 2021 en worden nog elk kwartaal bijgesteld. In deze ZorgCijfers Monitor worden bedragen voornamelijk afgerond op miljoenen euro’s en procentuele veranderingen op één decimaal, tenzij meer detaillering in de toelichting noodzakelijk is. Hierdoor kunnen kleine afwijkingen optreden tussen de weergegeven bedragen en de veranderingen.

Eerdere publicaties van de ZorgCijfers Monitor van Zorginstituut Nederland over de ontwikkeling van de zorgkosten kunt u vinden op Zorgcijfersdatabank.

Colofon

Dit is een uitgave van:
Zorginstituut Nederland
Postbus 320
1110 AH Diemen
www.zorginstituutnederland.nl

Auteurs:
Jorrit Jan Grolleman
Jessica van Haaften
Carmen Kuijt
Aimée Nieuwenhuijs
Marcel van der Lee
Tessa van Zonneveld

Blijf op de hoogte van alle updates en meld u aan voor de nieuwsbrief van Zorgcijfersdatabank.

Voetnoten

  1. Op dit moment zijn de coronakosten slechts gedeeltelijk uit de cijfers op Zorgcijfersdatabank te halen. Tegelijk met de publicatie van de tweede kwartaalcijfers in september zal ook een aparte publicatie verschijnen met daarin een overzicht van de coronakosten van 2020 en een raming voor 2021.
  2. Deze rapportage kan niet een-op-een worden gebruikt voor een vergelijking met de groei in het Hoofdlijnenakkoord Medisch specialistische zorg (HLA-MSZ) 2019-2022. De groei die in het HLA is afgesproken is exclusief indexatie voor loon- en prijsbijstellingen. De cijfers in deze rapportage zijn inclusief. Daarnaast verschilt de scope: in deze rapportage vallen de kosten van de trombosediensten en eerstelijnsdiagnostiek door huisartsenlabs onder de rubriek MSZ, terwijl deze kosten buiten de scope van het HLA-MSZ vallen.

Bron: Foto: Hollandse Hoogte/ANP
Geactualiseerd op 25 juli 2022