Achtergrond

In het coalitieakkoord staat het voornemen om het aantal verpleeghuisplaatsen te bevriezen en deze zorg uit de Wet langdurige zorg (Wlz) via VPT, MPT en PGB aan te bieden. Dit heeft gevolgen voor de kosten in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Dit betreft niet alleen de kosten die anders vanuit het Wlz-tarief zouden worden vergoed, maar mogelijk ook andere kosten. Met behulp van gegevens van declaraties van zorgverzekeraars en zorgkantoren uit 2019 hebben we de kosten in de Zvw en Wlz in kaart gebracht voor cliënten met verschillende zorgprofielen en leveringsvormen. Waarbij specifiek is gekeken naar zorgkosten die potentieel buiten het Wlz-tarief van cliënten met verblijf met behandeling zouden vallen: zorg exclusief aanvullende zorgvormen.

Verschillen gevonden

Uit analyses van de declaratiegegevens blijkt dat de zorgkosten voor cliënten met verblijf met behandeling die niet onder het Wlz-tarief vallen lager zijn dan voor de andere leveringsvormen. Voor MPT en/of PGB gaat het zonder rekening te houden met verschillen in leeftijd en geslacht en exclusief VV3 om verschillen tussen de €1.908 en €6.935, voor VPT tussen de €1.216 en €3.980 en voor verblijf zonder behandeling tussen de €880 en €3.920. Indien er rekening gehouden wordt met verschillen in leeftijd en geslacht dan is het verschil tussen MPT en/of PGB vergeleken met verblijf met behandeling een stuk kleiner, het verschil met VPT grotendeels gelijk en het verschil met verblijf zonder behandeling juist kleiner.

Hoe nu verder?

Ondanks dat op basis van de analyses geen zicht is op de inhoud en kwaliteit van de geleverde zorg en de mate waarin de zorg passend is, zijn wij van mening dat het belangrijk is dat voor het doorrekenen van het voornemen om het verpleeghuisplaatsen te bevriezen ook de potentiële gevolgen voor de kosten in de Zvw buiten de aanvullende zorgvormen worden meegenomen. De resultaten uit dit onderzoek geven een indicatie van deze verschillen.