Achtergrond

Chronische Veneuze Insufficiëntie (CVI) omvat een aantal verschillende spatader gerelateerde klachten/aandoeningen aan de onderbenen, waaronder varices en ulcus cruris venosum. Het zijn aandoeningen die veroorzaakt worden door veneus vaatlijden. Aan patiënten met CVI wordt geen specifieke medicatie voorgeschreven (wel voor onderliggende oorzaak), maar wel hulpmiddelen (kousen); deze zijn echter niet specifiek voor CVI. Varices op zichzelf is weer risicofactor voor CVI. Met name ulcus cruris venosum zorgt voor hoge kosten. In de medisch specialistische zorg valt ulcus cruris venosum onder de DBC ulcus cruris (specialisme-diagnosecode 310-22), waaronder ook de ulcus cruris arteriosum en combinaties vallen. Literatuur laat echter zien dat het in de meeste gevallen (~80%) gaat om ulcus cruris venosum.1 Om deze reden wordt deze specialisme-diagnosecode meegenomen onder CVI.

Gebruikte zorgstandaarden/richtlijnen of andere informatie over de behandeling

  • NHG-standaard Varices2
  • Stand van zaken Chronische veneuze insufficiëntie3
  • Richtlijn Nederlandse vereniging voor dermatologie en venereologie(NVDV) Veneuze pathologie - varices4
  • Richtlijn Nederlandse vereniging voor dermatologie en venereologie (NVDV) Veneuze pathologie – ulcus cruris venosum5

Bepaling

DBC medisch specialistische zorg

Code specialisme

Diagnosecode

Omschrijving

303

428

Chronische oppervlakkige veneuze pathologie / varices

310

30

Chronische oppervlakkige veneuze pathologie / varices

310

22

Ulcus cruris

303

429

Chronische diepe veneuze pathologie

303

423

Varices van onderste extremiteiten

303

424

Chronische veneuze insufficiëntie / post-trombotisch syndroom

303

425

Diepe veneuze trombose (eventueel met longembolie)

310

24

Varices

8416

110

Veneuze vaatafwijking

 

 

Complete patiëntengroep?

Alleen spataderen en wonden die ernstig genoeg zijn om medisch specialistische zorg te consulteren worden meegenomen. Een klein deel van de patiënten met de DBC ‘ulcus cruris’ wordt onterecht onder deze groep meegenomen en niet onder perifeer arterieel vaatlijden (PAV). 4,5 per 1000 verzekerden met CVI kunnen voor 100% o.b.v. ZPD-gegevens voor medische specialistische zorg worden geïdentificeerd. De prevalentie van varices in de huisartsenpraktijk was 9,2 per 1000 ingeschreven patiënten en van Ulcus cruris/decubitus/chronisch ulcus van 5,1 per 1000 ingeschreven patiënten.

Voetnoten

1 Kirsner RS, Vivas AC. Lower-extremity ulcers: diagnosis and management. Br J Dermatol. 2015;173(2):379-90.
2 Walma EP, Eekhof JAH, Nikkels J, Buis P, Jans PGW, Slok-Raymakers EAM, Verlee E. NHG-Standaard Varices. Huisarts Wet 2009:52(8):391-402.
3 Veraart JCJM. Chronische veneuze insufficiëntie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:199-203
4 Nederlandse vereniging voor dermatologie en venereologie. Veneuze pathologie Varices. 2014
5 Nederlandse vereniging voor dermatologie en venereologie. Veneuze pathologie Ulcus cruris venosum. 2014