Achtergrond

Epilepsie is een hersenaandoening met aanvallen. Volgens de Richtlijn epilepsie van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie wordt epilepsie gedefinieerd door één van de volgende condities:

  • Minstens twee ongeprovoceerde of minstens twee reflexinsulten met een interval tussen de aanvallen van meer dan 24 uur.
  • Eén ongeprovoceerd insult of één reflexinsult met een kans op recidief gelijk aan het herhalingsrisico (minstens 60%) gedurende de komende 10 jaar zoals in de situatie van twee ongeprovoceerde aanvallen.
  • De diagnose van een epilepsiesyndroom.1

Epilepsie wordt in twee landelijke richtlijnen behandeld. Er is geen NHG-richtlijn (meer), maar daarvoor in de plaats is Epilepsie nu opgenomen in de richtlijn ‘Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties’. Daarnaast is er een richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie (NVN). Omdat de eerste richtlijn zich met name richt op medicatie rondom convulsies, gebruiken wij vooral de tweede richtlijn van de NVN. Niet alle patiënten met Epilepsie zullen worden behandeld met een anti-epilepticum. De richtlijn Epilepsie van de NVN beschrijft dit als volgt:

Maak de keuze wel of niet starten met een anti-epilepticum in overleg met de patiënt, zijn of haar familie of verzorgers, waarbij alle voor- en nadelen van wel of niet starten met een anti-epilepticum dienen te worden besproken. Neem daarbij het type epilepsie, de ernst en frequentie van de aanvallen, de prognose, het leefpatroon van de patiënt en de voor- en nadelen van medicamenteuze behandeling mee bij uw overwegingen.

Geef na een eerste epileptische aanval de voorkeur aan afwachtend beleid, maar overweeg starten met anti-epileptica wanneer de kans op een volgende aanval erg groot is, zoals bij een aanval door een structurele hersenafwijking, wanneer het EEG duidelijk epileptiforme afwijkingen laat zien of wanneer het een nachtelijke aanval is geweest. De EEG-afwijkingen moeten dan wel passen bij het vooronderstelde type epilepsie/epileptische aanval. Wel of niet starten is nooit een automatisme, bijvoorbeeld bij kinderen met een Rolandische epilepsie zal vaak een afwachtend beleid worden gevoerd.

Een aantal van de eerste keus medicatie bij verschillende vormen van epilepsie bij volwassenen en kinderen, Carbamazepine, Lamotrigine, Valproaat en Topiramaat, worden niet meegenomen in de identificatie van epilepsie, omdat deze ook veel andere indicaties hebben die ook in elkaars range van dosering vallen.

Patiënten die een eerste aanval epilepsie krijgen komen vaak via de spoedeisende hulp in het ziekenhuis terecht. Daarna worden deze patiënten poliklinisch teruggezien. Doorgaans worden patiënten met epilepsie elk jaar teruggezien. Hier bestaat discussie over en dit wordt niet meer door alle specialisten gedaan. Bij mensen waarvoor geen oorzaak is gevonden voor de epilepsie en die een laag recidief kans hebben, kan na twee jaar overleg plaatsvinden om te stoppen met medicatie. Dit gaat altijd in overleg met de patiënt, die dit niet altijd wil. Bij een nieuwe aanval is de verwachting dat de patiënten weer terugkomen bij de specialist.

Gebruikte zorgstandaarden/richtlijnen of andere informatie over de behandeling

  • Richtlijn Epilepsie van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie1
  • Farmaceutische kostengroepen risicoverevening

Bepaling

DBC medisch specialistische zorg

Code specialisme

diagnosecode

omschrijving

316

3503

Epilepsie

316

7708

Status epilepticus

330

601

Epilepsie gegeneraliseerd

330

602

Epilepsie partieel

308

1515

Epilepsie, epilepsiechirurgie en corticale motorstimulatie

Add-on geneesmiddelen medisch specialistische zorg

Tot en met 2016 werden de add-on geneesmiddelen gedeclareerd door middel van een declaratiecode. Vanaf 2017 wordt dit gedeclareerd op artikelcode (KNMP-code). Vanaf 2018 zijn daarbij ook indicaties beschikbaar. Dit betekent dat we t/m 2016 gebruik maken van de declaratiecode, in 2017 van de KNMP-code en vanaf 2018 van de indicaties.

Indicaties

Indicatie ID

Korte omschrijving

000000733

CSWS bij volwassenen

000000749

Epilepsie bij kinderen

000001055

Therapieresistente epilepsie bij volwassenen

000001056

Therapieresistente status epilepticus bij volwassenen

000001353

Refractaire partiële epilepsieaanvallen geassocieerd met het tubereuze sclerose complex bij patiënten >= 2 jaar

Extramurale geneesmiddelen

ATC code

Omschrijving/stofnaam

N03AA02

Fenobarbital

N03AA03

Primidon

N03AB02

Fenytoïne

N03AD01

Ethosuximide

N03AE01

Clonazepam

N03AF02

Oxcarbazepine

N03AF03

Rufinamide

N03AG04

Vigabatrine

N03AX03

Sultiam

N03AX10

Felbamaat

N03AX14

Levetiracetam

N03AX15

Zonisamide

N03AX17

Stiripentol

N03AX18

Lacosamide

N03AX21

Retigabine

N03AX22

Perampanel

N05BA09

Clobazam

N03AX23

Brivaracetam

N03AX25

Cenobamaat

Dieetadvisering

Diagnosecode

Omschrijving

00000065

Epilepsie

 

Complete patiëntengroep?

6,8 per 1000 verzekerden werden op basis van ZPD gegevens geïdentificeerd met epilepsie: 50,8% o.b.v. medisch specialistische zorg, 75,2% o.b.v. farmaceutische zorg en 0,1% o.b.v. dieetadvisering. De prevalentie in de huisartsenregistratie is 12,2 per 1000 ingeschreven patiënten. Patiënten zonder een anti-epilepticum die niet worden gezien door medisch specialist zullen zeer waarschijnlijk niet worden meegenomen. En ook de patiënten die gebruik maken van Carbamazepine, Lamotrigine, Valproaat en Topiramaat en niet onder behandeling zijn bij medisch specialist worden niet meegenomen, omdat deze ook andere indicaties dan epilepsie hebben. De verwachting is echter dat de groep met actieve epilepsie met deze selectie worden geïdentificeerd.

Voetnoten

1 Cluster epilepsie. Richtlijn epilepsie - richtlijnendatabase.nl; versie november 2022

2 Clobazam heeft ook een indicatie voor pathologische angst en spanning, maar wordt niet vermeld in de richtlijnen en standaarden van angststoornissen. Daarom wordt er vanuit gegaan dat dit voornamelijk aan patiënten met epilepsie wordt gegeven.