Achtergrond

Binnen Zorginstituut Nederland (ZIN) leefden een aantal vragen rondom de invulling van de DBC-producten binnen de geriatrische revalidatiezorg (GRZ). Met behulp van extra inzichten is het mogelijk voor ZIN om beter te kunnen adviseren rondom de GRZ en de mogelijke wijzigingen in de aanspraak. Daarom zijn een aantal data analyses gedaan op declaratiegegevens vanuit de GRZ. Na presentatie van eerste resultaten aan veldpartijen, zijn extra vragen naar voren gekomen die in een vervolganalyse behandeld zijn en ook hier gepresenteerd worden.

Methode

Zorginstituut Nederland ontvangt via Vektis datasets met declaraties van zorgverzekeraars en zorgkantoren van alle zorg uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz), waarbij de declaratiegegevens over meerdere jaren te koppelen zijn met eenzelfde pseudoniem.1 Het gaat hier onder andere om de declaraties van medisch specialistische zorg, waaronder ook de GRZ valt. In de dataset van de medisch specialistische zorg staan alle gedeclareerde DBC-zorgproducten en vanaf 2015 zijn de zorgactiviteiten binnen de DBC ’s ook bekend. Het gaat hierbij alleen om de zorgactiviteiten die op nota staan en daarmee ook bekend zijn bij de zorgverzekeraar. Op dit moment beschikt het Zorginstituut over declaratiegegevens van medisch specialistische zorg t/m 2020, waarbij voor de GRZ geldt dat deze tot en met 2019 zo goed als compleet is. Het aantal verrichtingen wordt dan ook bepaald voor de jaren 2015 t/m 2019. In overleg met team Ouderenzorg is de onderstaande methode afgestemd. Voor dit onderzoek is het gebruik van GRZ in de jaren 2015 t/m 2019 onderzocht. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de gegevens van medisch specialistische zorg van de jaren 2015 t/m 2019, gegevens eerstelijnsverblijf (ELV) 2015 t/m 2019, gegevens Wlz 2015 t/m 2019 en gegevens over de verzekerden van 2015 t/m 2019.

Resultaten

Het onderzoek heeft zich gericht op de DBC's die binnen de GRZ gedeclareerd worden en welke verschillende zorgactiviteiten geregistreerd worden binnen die zorgproducten. Hieruit blijkt dat naast de ligdagen, de meeste activiteiten binnen de zorgproducten zijn voor paramedische zorg. Over de jaren laat de GRZ een redelijk stabiel beeld zien, hoewel er wel een trend is van een daling in de heel lange zorgproducten (>100 dagen). Resultaten uit het onderzoek worden gebruikt door de veldpartijen en het ministerie van VWS in de monitoring en evaluering van de zorgsector.