Declaraties van zorgkantoren

In het kader van zijn wettelijke taken ontvangt Zorginstituut Nederland gepseudonimiseerde declaratiegegevens van zorgkantoren: zorgprestatiedeclaratie (ZPD) data. Van de zorgkantoren is er ZPD data beschikbaar vanaf 2012 tot en met 31 december 2020. Op basis hiervan zijn gegevens geanalyseerd van cliënten met een Wlz (Wet langdurige zorg) / AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) indicatie Verpleging en Verzorging (VV), die zorg met verblijf ontvangen en dus in een verpleeghuis wonen. Hierin zijn alle VV zorgprofielen geïncludeerd: VV1 t/m VV10. Hoewel het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) in de Wlz alleen indicaties afgeeft voor zorgprofielen met een ‘hoge zorgzwaarte’ (dat wil zeggen: VV4 t/m VV10), kunnen mensen met een lage zorgzwaarte (VV1 t/m VV3) wel nog zorg met verblijf ontvangen ten tijde van de Wlz. In deze gevallen is de indicatie afgegeven ten tijde van de AWBZ en voorafgaand aan de ingang van de Wlz in 2015.

Bepaling van de verblijfsduur

Omdat de verblijfsduur van verpleeghuisbewoners scheef is verdeeld, waarbij een piek te zien is in het aantal verpleeghuisbewoners met een korte verblijfsduur (< 3 maanden) en het aantal verpleeghuisbewoners met een langere verblijfsduur (>48 maanden), wordt de verblijfsduur niet weergegeven middels een gemiddelde of mediaan. In plaats daarvan is de verblijfsduur vastgesteld in periodes van 3 maanden: minder dan 3 maanden, 3 tot 6 maanden, 6 tot 9 maanden etc… met een maximum van 48 maanden of meer. Om de weergave van de verblijfsduur overzichtelijk te houden, is besloten om de volgende periodes weer te geven: minder dan 3 maanden; 3 tot 6 maanden; 6 tot 9 maanden; 9 tot 12 maanden; 12 tot 24 maanden; 24 tot 36 maanden; 36 tot 48 maanden; 48 maanden en langer. Daarbij wordt de verblijfsduur tot 12 maanden wel weergegeven in periodes van 3 maanden, omdat er een piek te zien is in de groep met een verblijfsduur tot 3 maanden.

Bij methode 1 en 2 is de start van opname in een verpleeghuis als volgt gedefinieerd: dit is het moment waarop een bewoner in het betreffende jaar voor het eerst in een instelling zorg met verblijf ontvangt met een zorgprofiel VV, terwijl deze in de voorgaande jaren geen zorg met verblijf VV heeft ontvangen.

In gevallen waarbij zorg van verpleeghuisbewoners na een periode van langer dan drie maanden is stopgezet en later opnieuw aangevraagd, is die voortzetting als een nieuw traject meegeteld. Bij methode 1 en 2 hebben we alleen het eerste traject mee genomen. Bij methode 3 en 4 alleen het laatste traject. Dit heeft de volgende implicaties: als een persoon meer dan 1 traject heeft, komt de datum van de start van opname in een verpleeghuis – zoals bepaald in methode 1 en 2 - niet overeen met de datum van de eerste declaratie van verpleeghuiszorg – zoals bepaald in methode 3 en 4. Ditzelfde geldt voor de datum van de laatste declaratie zoals bepaald in methode 1, versus in methode 3.

Periode bepaling verblijfsduur

De overlijdensdatum van verzekerden, zoals gebruikt in methode 2 en 4, was betrouwbaar en voldoende gevuld tot en met 31 mei 2020.Voor methode 3, waarbij wordt uitgegaan van de laatste declaratie verpleeghuiszorg, zijn bewoners met een einddatum declaratie t/m 30 december 2020 mee genomen, omdat hiervan met zekerheid kan worden vastgesteld dat dit de laatste declaratie was. In methode 1 zijn declaraties met een einddatum op 31 december 2020 gecensored.

Zorgprofiel

Bij verpleeghuisbewoners die binnen de onderzochte periode van zorgprofiel zijn veranderd, is bij methode 1 en 2 uitgegaan van het zorgprofiel dat bij eerste opname gold, bij methode 3 en 4 is uitgegaan van het laatst bekende zorgprofiel.

Inclusie van verpleeghuisbewoners

Het is niet mogelijk om voor alle geïncludeerde jaren alle periodes van verblijfsduur te bepalen.

Bij methode 1 en 2 waarbij per instroomjaar vooruit wordt gekeken, is het bijvoorbeeld nog niet mogelijk om voor de jaren 2017 t/m 2020 een verblijfsduur van langer dan 48 maanden te bepalen, omdat er nog geen data beschikbaar is om zo ver vooruit te kijken. Bij methode 3 en 4 waarbij respectievelijk per jaar van de laatste declaratie en per overlijdensjaar wordt terug gekeken, is het bijvoorbeeld niet mogelijk om voor de jaren 2013 t/m 2015 een verblijfsduur van langer dan 48 maanden te bepalen, omdat er geen data beschikbaar is om ver genoeg terug te kijken naar het verleden.

Per weergegeven periode zijn alleen de verpleeghuisbewoners meegenomen waarvoor de betreffende verblijfsduur kon worden bepaald. In bijlage 1 staan de aantallen meegenomen verpleeghuisbewoners per verblijfsperiode en per jaar (jaar van start opname voor methode 1 en 2; jaar van laatste declaratie voor methode 3; jaar van overlijden voor methode 4).

Presentatie van de resultaten

De resultaten van methode 1 en 2 worden weergegeven per jaar van de startdatum, terwijl de resultaten van methode 3 en 4 worden weergegeven respectievelijk per jaar van de laatste declaratie en per jaar van overlijden.

De resultaten van alle 4 methoden worden weergegeven voor alle geïncludeerde zorgprofielen als geheel (VV1 t/m VV10), voor de zorgprofielen VV4 t/m VV8 als geheel en per zorgprofiel.