Totale zorglasten: jaarlijkse stijging van 3%

De totale groei in zorglasten is 16% in de periode 2016-2020 (+ 3,0% gemiddeld per jaar). Dit komt met name door de groei in een aantal rubrieken (figuur 1): huisartsenzorg (+4,4% per jaar), hulpmiddelen (+3,1% per jaar) en ziekenvervoer (+6,2% per jaar). De cijfers voor de jaren 2019 en 2020 zijn nog niet afgesloten en dus nog niet definitief. Maar het beeld is dat ook in deze jaren de zorglasten van vrijwel alle rubrieken stijgen. Alleen de zorglasten in de rubriek verpleging en verzorging dalen in 2019 en 2020 (-2,1% gemiddeld per jaar).

 

Hoewel de gemiddelde jaarlijkse groei in de medisch-specialistische zorg (MSZ) met 2,7% lager is dan de groei van de Zvw als geheel, is de absolute groei in MSZ-zorglasten veruit het hoogst met € 3,2 miljard. Dit is 48% van de totale groei in zorglasten tussen 2016-2020.

Aantal zorggebruikers

Steeds meer mensen ontvangen zorg uit het basispakket verzekerde zorg (de Zvw). De gemiddelde groei per jaar van het aantal gebruikers tussen 2016 en 2020 (figuur 2) is met name gestegen in het ziekenvervoer (+4,2% per jaar), de geriatrische revalidatiezorg (+2,1% per jaar) en de paramedische zorg (+1,7% per jaar). Die laatste rubriek laat in het coronajaar 2020 echter een grote daling zien van -12,7%. Voor een aantal zorgsectoren is het aantal gebruikers stabiel, met een lichte daling in 2020.

Zorglasten per gebruiker: jaarlijkse stijging van 2%

De zorglasten per gebruiker stijgen tussen 2016-2020 met gemiddeld 2% per jaar (figuur 3). In het coronajaar 2020 zijn er voor een aantal rubrieken minder gebruikers (o.a. paramedische zorg), maar is er geen sterke daling in de kosten. In de paramedische zorg wordt de daling in gebruikers deels gecompenseerd door nieuwe gebruikers in de paramedische herstelzorg voor ex-coronapatiënten. Dit zorgt voor een stijging in de zorglasten per gebruiker van +17,5% in 2020. De huisartsenzorg laat een stabiel groeipatroon zien in de zorglasten per gebruiker van gemiddeld 4,1% per jaar.

Opvallende ontwikkelingen

We sluiten deze pagina af met drie opvallende ontwikkelingen in de zorglasten van de Zvw tussen 2016 en 2020. Alle ontwikkelingen en duidingen staan in het rapport Verdiepende analyses zorglasten Zvw 2016-2020.

 

1. Dure geneesmiddelen: zorglasten stijgen jaarlijks drie keer zo snel als overige lasten in de medisch-specialistische zorg (MSZ)

Dure geneesmiddelen worden binnen de MSZ bekostigd. Via een add-on prestatie kunnen de kosten voor dure geneesmiddelen, naast het standaard dbc-zorgproduct, los in rekening gebracht worden. De kosten van deze dure geneesmiddelen stijgen jaarlijks harder dan de kosten van overige MSZ (figuur 4). De absolute stijging van de dure geneesmiddelen is € 363,4 miljoen over de jaren 2016-2018. Daarmee zijn dure geneesmiddelen verantwoordelijk voor meer dan 30% van de lastengroei in de MSZ. De gemiddelde groei per jaar, inclusief de jaren 2019-2020 is voor de dure geneesmiddelen bijna drie keer zo hoog (+6,1% per jaar) in vergelijking met de overige MSZ (+2,2% per jaar).

2. Huisartsenzorg: gemiddelde lasten voor 85-plussers stijgen jaarlijks 7,1%

Voor de huisartsenzorg zien we een sterke stijging in de gemiddelde lasten voor verzekerden van 85 jaar en ouder tussen 2016 en 2018. De lasten per verzekerde stijgen van € 445 in 2016 naar € 546 in 2018. Deze lastenstijging is ruim twee keer zo groot vergeleken met de andere leeftijdsgroepen. De stijging is voor bijna twee derde toe te schrijven aan een wijziging in de bekostiging van huisartsenzorg. De inschrijftarieven van de huisartsenzorg zijn afhankelijk van een aantal variabelen, waaronder de leeftijd van een verzekerde. De verhoging van het tarief voor ouderen van 85 jaar en ouder is goed te verklaren. Huisartsen worden betaald op basis van inschrijftarieven, consulttarieven en overige tarieven. De tarieven voor de consulten zijn relatief laag, omdat een deel van de huisartsenzorg al bekostigd wordt via de inschrijftarieven. Ouderen van 85 jaar en ouder hebben veel consulten, en daarmee hogere lasten voor consulttarieven dan ouderen van 75 jaar tot en met 84 jaar (figuur 5). Doordat een deel van de kosten voor consulten bekostigd wordt via inschrijftarieven, kregen huisartsen minder betaald voor consulten van ouderen van 85 jaar en ouder, dan voor ouderen van 75 jaar tot en met 84 jaar. Met de verhoging van de inschrijftarieven voor ouderen van 85 jaar en ouder, wordt hier nu voor gecompenseerd.

3. GGZ: steeds meer cliënten maken gebruik van de praktijkondersteuner huisartsenzorg GGZ

Het aantal cliënten dat gebruikmaakt van geestelijke gezondheidszorg (GGZ) is tussen 2016 en 2018 met 6,6% gestegen van 1,12 miljoen naar 1,19 miljoen. Hierin zijn de contacten die cliënten hebben met alleen huisartsen niet meegenomen. Met name is een stijging te zien in de ambulante GGZ, waarbij het aantal cliënten dat gebruikmaakt van zorg van de praktijkondersteuner huisartsenzorg GGZ (POH-GGZ) het sterkst stijgt (figuur 6). In hoeverre dit verschilt voor cliënten met een persoonlijkheidsstoornis en cliënten met een depressie wordt in 2022 door het Zorginstituut en het Nivel onderzocht in de onderzoekswerkplaats ‘Routine zorgdata voor passende zorg’.

Rapport Verdiepende analyses zorglasten Zvw 2016-2020

Het hele rapport, inclusief meerjarentrendanalyses, is te downloaden van de site. Klik hier om doorgestuurd te worden naar de pagina waar het rapport te downloaden is.