Het Zorginstituut rapporteert over de verblijfsduur van verpleeghuisbewoners in verpleeghuizen (met een zorgprofiel binnen de sector Verpleging & Verzorging). Wij geven de verblijfsduur momenteel niet weer middels één cijfer, zoals het gemiddelde of de mediaan. En we hanteren verschillende methodes om de verblijfsduur te berekenen. Als gevolg hiervan vereisen de cijfers over de verblijfsduur wat meer interpretatie. Middels deze publicatie willen wij u graag meer handvaten bieden om deze cijfers te interpreteren, of te vergelijken met de verblijfsduur binnen uw organisatie.

Het aandeel bewoners met een lange verblijfsduur neemt duidelijk af over de jaren.

We lichten hier de verblijfsduur eruit van de groep verpleeghuisbewoners met een zorgprofiel VV4 t/m VV8 waarbij terugkijken in de tijd vanaf het moment van laatste declaratie. Deze profielen vormen de grootste populatie vormen binnen de huidige samenstelling van bewoners in verpleeghuizen. Voor de periode 2015/2016 - 2021 zijn een paar opvallendheden (Figuur 1):

  • In 2021 is een plotse stijging te zien van het aantal bewoners met een verblijfsduur van 3 maanden of korter. Mogelijk is dit een effect als gevolg van sterfte door Covid-19.
  • Over de periodes tussen de 3 en 12 maanden is een lichte stijging zichtbaar gedurende de jaren.
  • Bij de verblijfsperiode 12-24 maanden is over de jaren een stijging te zien: steeds meer bewoners hebben een verblijfsduur tussen de 1 en 2 jaar.
  • Verhoudingsgewijs is de grootste groep de bewoners met een verblijfsduur van langer dan 48 maanden. Over de jaren heeft ongeveer een kwart van de bewoners (met een laatste declaratie in 2016-2021) dus een verblijfsduur van langer dan 48 maanden. Van 2016 tot 2021 is er tevens een afnemende trend te zien van het aantal bewoners met een verblijfsduur van langer dan 48 maanden.

We kiezen in deze uitsplitsing voor de methode van terugkijken, omdat we op deze manier kunnen zien hoe groot de groep is die in een gegeven jaar (waarin mensen zijn overleden of uitgestroomd om andere redenen) een bepaalde verblijfsduur had. Het jaar waarnaar het is uitgesplitst is dus het jaar van uitstroom/overlijden. Het zorgprofiel dat is geïncludeerd, is het zorgprofiel behorende bij de declaratie van de laatste verblijfsdag.

Waarom gebruiken wij niet één cijfer om de gemiddelde verblijfsduur weer te geven?

De verblijfsduur is scheef verdeeld. Er zijn met name pieken te zien in het aantal verpleeghuisbewoners met een korte verblijfsduur (<3 maanden) en met een lange verblijfsduur (>48 maanden). Daarom geven wij de verblijfsduur weer in periodes van 3 maanden (0-12 maanden) en 12 maanden (12 – meer dan 48 maanden). Een cijfer zoals een gemiddelde geeft deze nuances niet weer en kan zo een incorrect beeld geven van de verblijfsduur.

Welke methodes hanteren wij om de verblijfsduur te berekenen en welke kunt u het beste gebruiken?

We gebruiken in totaal vier methodes. Deze methodes zijn gebaseerd op vooruitkijken en op terugkijken. Binnen het vooruit- of terugkijken, is het einde van het verblijf gebaseerd op de overlijdensdatum en op de laatste declaratie van verblijf. In 92-96% van de verpleeghuisbewoners komt de overlijdensdatum overeen met de laatste datum waarover het laatst een dag verblijf is gedeclareerd. De resultaten op basis van de overlijdensdatum, dan wel de laatste declaratie, komen dus ook grotendeels overeen. Hoewel de percentages niet exact overeen zullen komen, zijn de patronen binnen de verblijfsduur wel grotendeels hetzelfde.

De methode van vooruitkijken, waarbij we de verblijfsduur berekenen op basis van de start van de opname in het verpleeghuis tot het einde van het verblijf in het verpleeghuis (door overlijden of uitstroom om een andere reden). We gaan uit van het zorgprofiel en het jaar van de start van het verblijf.

Deze methode van vooruitkijken is erg geschikt om na te gaan in hoeverre beleidswijzigingen in een bepaald jaar mogelijk invloed hebben gehad op de verblijfsduur in verpleeghuizen.

De methode van terugkijken, waarbij we de verblijfsduur berekenen van het einde van het verblijf in het verpleeghuis (door overlijden of uitstroom om een andere reden) tot aan de start van opname in het verpleeghuis. We gaan uit van het zorgprofiel en het jaar van het einde van het verblijf.

Deze methode van terugkijken is geschikt om inzicht te krijgen voor de planning van het aantal benodigde verpleeghuisplaatsen, omdat dit een indicatie geeft hoe lang verpleeghuisbewoners in een bepaald jaar in het verpleeghuis verblijven.

De landelijke verblijfsduur vergelijken met de verblijfsduur in een specifieke regio, organisatie of verpleeghuis

Als u de landelijke verblijfsduur wilt vergelijken met de verblijfsduur in uw regio, binnen uw organisatie of binnen een locatie, dan kunt u dit doen per zorgprofiel. Echter, als u een overkoepelend beeld wilt krijgen van de verblijfsduur dan kunt u gebruik maken van de gegroepeerde cijfers over VV1 t/m VV10 of over VV4 t/m VV8. Afhankelijk van de zorgprofielen die voorkomen in de populatie die u wilt vergelijken, kunt u een keuze maken.

De groep verpleeghuisbewoners met een zorgprofiel VV4 t/m VV8 lichten wij er nu uit, omdat deze de grootste populatie vormen binnen de huidige samenstelling van bewoners in verpleeghuizen. In dit geval gaat het dus om de methode waarbij we terugkijken, hierbij baseren we ons dus op het laatst bekende zorgprofiel. Het is mogelijk dat een bewoner een ander zorgprofiel had bij de start van het verblijf. Wij kiezen hier voor de methode terugkijken vanaf de laatste declaratie naar de start van het verpleeghuis (methode 3 in het rapport). U kunt zelf ook kiezen voor de methode terugkijken van het overlijden (methode 4 in het rapport), afhankelijk van de gegevens die u beschikbaar heeft en waarmee u wilt vergelijken. De uitkomsten van deze methodes komen grotendeels overeen.